Het is de waarheid
O, ja welke waarheid en van wie?
Ter overdenking en inspiratie het volgende, ik vind en vond dit een prachtig inzicht. De parabel van de olifant en de blinden is een bekend Soefi-verhaal uit de twaalfde eeuw. De onderstaande versie is ontleend aan het boek ‘Tales of the Dervishes, Teaching stories of the Sufi Masters over the Past Thousand Years’ van Indies Shah. Marja de Vries schrijft er heel beeldend over in haar boek ‘De hele olifant in beeld, Inzicht in het bestaan en de werking van Universele Wetten en de Gulden Snede’, echt een aanrader!
De moraal van het Soefi-verhaal is het beeld dat het vormen van de werkelijkheid op basis van onze zintuiglijke waarnemingen maar beperkt is, en dat het een illusie is te menen dat de waarheid die wij ervaren ook echt ‘de waarheid’ is. Onze waarheid wordt gekleurd door onze referentiekaders en die zijn voor iedereen anders...
Het verhaal
‘Voorbij Ghor was een stad, wiens inwoners allemaal blind waren. Op een dag kwam er een koning met zijn hofhouding en zijn leger naar deze stad en zette daar zijn kamp op. Deze koning bezat een olifant, die hij gebruikte om ontzag af te dwingen bij de mensen.
De mensen stonden te popelen om de olifant te zien en sommige blinden renden vooruit om te ontdekken wat het was. En omdat ze geen idee hadden wat de vorm of het uiterlijk van de olifant was, verzamelden ze informatie door een gedeelte ervan te betasten. Ieder van hen dacht dat hij iets begrepen had, omdat hij een gedeelte op de tast onderzocht had.
‘Toen ze met het nieuws terugkwamen bij hun stadgenoten, werden ze onmiddellijk omgeven door mensen, die nauwelijks konden wachten om van hen – die het zelf verkeerd begrepen hadden – te horen wat ze dachten dat de waarheid was.
Ze stelden vragen over de vorm en het uiterlijk van de olifant en ze luisterden naar wat hen daarover werd verteld. De man die het oor had aangeraakt werd gevraagd om de aard van de olifant te beschrijven en hij zei: “Het is een groot, ruw ding, zo groot als een tapijt.” Degene die de slurf had aangeraakt zei: “Ik weet wat het is. Het is een rechte en holle pijp, vreselijk en vernietigend.” Degene die een poot had onderzocht zei: “Het is krachtig en stevig, zoals een pilaar.”
Ieder van hen had op de tast een gedeelte van het lichaam van de olifant onderzocht. Maar geen van hen had daardoor een juist beeld van het gehele lichaam gekregen. In plaats daarvan vormden ze allemaal hun eigen beeld van het geheel, maar die voorstellingen waren niet juist.’
Er waren eens zes man uit Hindostan,
het opdoen van kennis zeer gezind
Ze gingen op zoek naar de olifant
(ook al waren zij allen blind)
met onderzoek zouden zij oordelen naar bevind.
De eerste liep naar de olifant
maar kwam opeens ten val
tegen de brede en stevige flank
en verklaarde meteen aan al:
‘loof de heer, maar de olifant is als een wal.’
De tweede voelde aan een slagtand
en riep: ‘hé, maar neen, mijn heer,
wat is immers zo rond en scherp?
Voor mij is duidelijk maar al te zeer.
Dit wonder van een olifant is als een speer.
Nu kwam ook de derde naderbij,
greep bij toeval, als ware het een stang,
de kronkelende slurf,
en sloeg terstond een toon aan van belang:
‘Aha,’ sprak hij, ‘de olifant lijkt erg op een slang.’
Nu stak de vierde gretig zijn handen uit,
en voelde aan de knie,
‘Waar dit beest nog het meest op lijkt
is wel duidelijk,’ meende die;
‘Er kan geen twijfel over zijn
het is een boom die ik hier voor mij zie.’
De vijfde raakte toevallig aan het oor
en zei: ‘zelfs als de blik niet tot het daglicht reikt,
Is zonneklaar wat ik hier heb;
wat ik voel is zonder twijfelen geijkt,
Is dat dit wonder van een olifant op een waaier lijkt.’
Nauwelijks nog had de zesde overwogen
waar hij eens beginnen zou,
of hij voelde al de slingerende staart,
zwaaiend gaf deze hem een douw,
‘Ik zie het al,’ zei de man, ‘de olifant is als een touw.’
En aldus zetten de zes uit Hindostan zich aan een debat,
met luide stem en onverveerd,
ieder zei er het zijne van
en liet zich door de ander onbekeerd,
Allen waren weliswaar ten deel in het gelijk,
samen echter hadden zij het verkeerd.
MORAAL:
Maar al te vaak varen allen,
denk ik, alledag,
Hun eigen koers, volkomen onwetend
over wat de ander denken mag,
En spreken zij allen van een olifant,
die geen van hen ooit zag.
John Godfrey Saxe’s (1816-1887)